22 juli 2005

HORKERIGE HOREKAFFERS I


In 1984 ging ik voor het eerst samen met Astrid op vakantie. We gingen fietsen in België. De eerste etappe liep van Deventer, waar we toen nog woonden, naar Wageningen. Daar bleven we een nacht kamperen en de volgende ochtend staken we met het Lexkesveer de Rijn over. Aan de andere kant is een café-restaurant, dat ook Het Lexkesveer heet. Koffie is een goed begin van een fietstocht, dus we zetten ons neer op het terras. Toen we daar een kwartier gezeten hadden, ging ik eens binnen kijken of er eigenlijk wel personeel was. ‘Wij wilden graag twee koffie,’ zei ik tegen de man achter de toonbank. ‘Dan moet u bij de andere toonbank zijn,’ zei hij. Daar stond niemand – en dat kon hij even goed zien als ik.
We zijn maar doorgefietst en hebben ergens verderop koffie gedronken. Jaren later maakten we weer gebruik van het Lexkesveer. Het café-restaurant lieten we links liggen. Misschien zit er inmiddels een andere eigenaar in, die wél klantvriendelijk is. We zullen het waarschijnlijk nooit weten, want een volgende keer fietsen we ook door.

In die vakantie zijn we door de provincie Limburg afgezakt naar het zuiden. Bij Mheer reden we België binnen, waar we achtereenvolgens Luik, Tongeren, Leuven, Mechelen, Gent en Brugge aandeden. Op de camping in Gent arriveerden we pas laat in de avond. We zetten eerst de tent op en gingen toen eens kijken of we nog wat te eten konden krijgen. In het kamprestaurant maakte het personeel om tien uur 's avonds voor ons nog een maaltijd klaar!
Hoe anders waren de ervaringen bij het kamprestaurant van Brugge. Oké, we werden er bediend en we kregen wat voorgezet. Maar toen kwam een Franstalig echtpaar binnen. Kennelijk waren dat Bekende Belgen (BB’en), want vanaf dat moment had het personeel alleen nog aandacht voor dat echtpaar. Ze draafden heen en weer om het de BB’en naar de zin te maken. Alles in het Frans natuurlijk, want in het aangezicht van een BB vergeet ook een fiere Vlaming zijn principes. ‘Mogen wij nog twee koffie?,’ vroeg ik aan een van de obers. De enige reactie was een geďrriteerd gebaar.
We keken op de spijskaart wat onze maaltijd gekost had, telden het geld tot op het frankske nauwkeurig uit en lieten het op de tafel liggen. Zonder groeten verlieten we de ongastvrije herberg. Ik vraag me nog steeds af of we het niet anders hadden moeten aanpakken. Zonder betalen weglopen? Het had makkelijk gekund. De ober het geld in het gezicht smijten, roepende: ‘On ne veut pas nous servir, hein? Alors, nous allons’? Hij had het volop verdiend. Eén ding is duidelijk: hier komen we nooit meer terug.

We zijn jaren verder, ergens halverwege de jaren negentig. We hebben een korte fietsvakantie gehouden in de provincie Limburg en komen tot de ontdekking dat we een dag te kort komen. Van een plaatsje in de buurt van Roermond naar Arnhem, dat halen we niet in één dag. In Tegelen besluiten we op de trein te stappen, maar we zien er net een wegrijden. De volgende gaat over een uur. We rijden het plaatsje in, op zoek naar wat te eten, en vinden in het centrum een snackbar. We zetten ons aan een tafeltje, maar de serveerster is druk in gesprek met andere gasten en heeft geen aandacht voor ons. Oké, dan gaan we maar weer. We staan op en lopen naar de deur, maar de serveerster komt naar ons toe en vraagt of we niet wat hadden willen gebruiken. We leggen uit dat we maar een klein uur de tijd hebben en bestellen wat te drinken, een portie frites voor Astrid en een broodje shoarma voor mij. Ondanks onze vele tekenen van ongeduld arriveert het broodje shoarma pas vijf minuten voor de volgende trein gaat. We betalen, stappen op de fiets, en ik werk al fietsende het broodje naar binnen. We halen de trein maar net. We zijn nooit teruggeweest in Tegelen, maar we weten wel waar we niet naar binnen gaan als dat nog eens gebeurt.

Ook halverwege de jaren negentig, misschien iets eerder. Na een dag hard werken, ik in Deventer, Astrid in Boxmeer, treffen we elkaar op het station van Arnhem en willen we in de stad wat gaan eten. De keus valt op het Koerdische restaurant Şafak aan het Sint-Jansplein. Het is volop zomer, dus we kiezen buiten een tafeltje uit. De ober staat een paar tafeltjes verder. De klant aan dat tafeltje kijkt heel ongelukkig. ‘Maar ik vind het niet lekker,’ horen we hem zeggen. De ober reageert: ‘Meneer, ik krijg zin om u in elkaar te slaan.’ We kijken elkaar eens aan, staan op van ons tafeltje en zoeken een ander terrasje op. Het is hier niet lekker, en je wordt nog in elkaar geslagen ook. Wegwezen hier. Een paar maanden later was Şafak geruisloos verdwenen en zat er een ander restaurant op die plaats.
O ja, in Deventer is ook een restaurant Şafak. Daar is niets mis mee. We hebben er vorig jaar nog een keer prima gegeten toen we in Deventer naar een concert gingen.

Als ik het goed heb, zat op de plaats van restaurant Şafak later het Spaans-Mexicaanse restaurant Trocadero. Daar hebben we diverse malen uitstekend gegeten. Tot voorjaar 2002. Het was een van de eerste dagen dat het weer zich leende om buiten te zitten, dus we streken neer op het terrasje. Er kwam niemand om ons een spijskaart te brengen, maar we kregen er een van de mensen aan het tafeltje naast ons. Terwijl wij de spijskaart bekeken, deden zij een bestelling. De serveerster ging direct weer naar binnen zonder bij ons langs te komen. Ze had even kunnen informeren of we misschien alvast iets wilden drinken. Tien minuten later kwam ze in de deuropening staan. Ze zag ons wel, maar maakte geen aanstalten om naar ons toe te komen.
We zochten maar een ander terrasje op. Daar werden we wel bediend, dus het lag niet aan ons afschrikwekkende uiterlijk dat de serveerster van Trocadero daar geen zin in had.
We besloten een jaar lang niet meer bij Trocadero te eten. Het is er nooit meer van gekomen; binnen het jaar was Trocadero verdwenen.

Later in 2002. We lopen langs de Arnhemse Rijnkade om daar een leuk restaurantje uit te zoeken. De keus valt op Pirate City. We kiezen een plaatsje aan het enige tafeltje buiten dat nog vrij is, en maken een keus aan de hand van de spijskaart die op tafel ligt. We willen bestellen, maar de serveerster vertelt ons dat we een ander tafeltje moeten kiezen als we wat willen eten. Aan dit tafeltje worden alleen drankjes geserveerd.
‘Oké, we zoeken een ander tafeltje uit,’ zegt Astrid, ‘maar dan wel in een ander restaurant.’ Dat restaurant werd De Waag, zo'n honderd meter verderop en een stukje van de Rijnkade af. Trouwens een van onze favoriete restaurants, tezamen met Thais restaurant Salathai, Grieks restaurant Rhodos, Chinees restaurant Oriental Delight en Indonesisch restaurant Batavia. Restaurants die niet voor niets al jaren bestaan. Pirate City intussen niet meer. Ook dat restaurant heeft inmiddels het veld moeten ruimen.

Deze maatschappij is niet altijd even rechtvaardig. Maar op sommige terreinen werkt de maatschappij prima. Wie geen idee heeft wat dienstverlening inhoudt, zal het in de horecasector nooit redden.


Sijtze Reurich

♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦