12 januari 2006

DE NA-IJVERIGE PAARDENBLOEM LEASETE
EEN 50 EUROBILJET



‘Wordt het niet tijd te erkennen dat we geen klein taalgebied meer zijn en dat we ons het gedrag van lilliputters die het circus aan het lachen maken, niet meer kunnen veroorloven?’
Willem Frederik Hermans, ‘Kabeljauw in rode inkt’, in: Lode Craeybeckx e.a., Sluipmoord op de spelling, Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1972, blz. 71


Het is lang geleden, ik geloof in het jaar dat ook het citaat boven dit artikel werd gepubliceerd. Het Delftse studentenblad Het Orakel van Delft plaatste, gespreid over zes afleveringen, een lang artikel van mijn hand over de Nederlandse spelling. Ik betwijfel of veel mensen het eind hebben gehaald, maar als er doorzetters waren, waren ze ongetwijfeld opgelucht na het lezen van de laatste zin. Daar stond dat dit het laatste artikel was dat ik ooit aan de spellingkwestie zou wijden.

Jaren later zag ik in Trouw iemand zulke idiote dingen over de spelling beweren dat ik het niet kon laten met een ingezonden stuk te reageren. Sindsdien heb ik nog wel vaker over de spelling geschreven. Ik heb zelfs deel uitgemaakt van de werkgroep die voor mijn werkgever de overstap op de spelling van 1995 heeft voorbereid.
Ik had wel mijn bedenkingen, net als de twee andere leden van de werkgroep. De spelling van 1995 had één voordeel. De vorige spelling, die van 1954, liet de taalgebruiker veel vrijheid om te spellen zoals het hem uitkwam. ‘Vakantie’ had de voorkeur, maar ‘vacantie’ was niet fout. Wie dat leuk vond, mocht ‘cadans’ schrijven als ‘kadans’. Zo waren in de loop der jaren verschillende scholen ontstaan: de gebruikers van de voorkeurspelling, de conservatieven, de progressieven en de ultraprogressieven, die van de ‘ekstra kado’s in het sentrumkaffee’. Goed, die laatsten gebruikten dan geen erkende spelling, maar ze bestonden, en dat lieten ze met veel kabaal weten ook. Aan die scholen zou een eind komen met de invoering van de nieuwe spelling. Voortaan was er nog maar één Nederlands.
Helemaal waar is dit overigens niet. Ook de nieuwe spelling liet dubbelvormen toe, zoals ‘charitatief’ naast ‘caritatief’ en ‘kineast’ naast ‘cineast’. Naast ‘honing’, ‘plafond’ en ‘toernooi’ sleepte het Groene Boekje van 1995 ook nog de verouderde vormen ‘honig’, ‘plafon’ en ‘tornooi’ met zich mee. (Ik heb net even in het jongste meesterwerk van de Nederlandse Taalunie gekeken: jazeker, ook in het Groene Boekje van 2005 zijn dit nog steeds toegelaten spellingen. Een hele opluchting, nietwaar: u mag nog steeds een tornooi organiseren om honig aan het plafon te smeren.)
De spelling van 1995 zette zelfs de deur open voor nieuwe dubbelvormen met de regeling voor de tussen-s. Kort gezegd komt die regeling neer op: schrijf het maar zoals je het uitspreekt. ‘Drugprobleem’ of ‘drugsprobleem’, ‘inkoopprijs’ of ‘inkoopsprijs’ – doe maar wat je leuk vindt. Hoewel ik voor deze keuze niet veel bewondering had, moet ik toegeven dat deze regel in de praktijk weinig problemen oplevert.
Dat geldt wél voor de ‘oplossing’ die de spelling van 1995 aandroeg voor de tussen-n. Die regels waren onwerkbaar. Dat vond ik; dat vonden de twee andere leden van de spellingwerkgroep ook. En dat vond eigenlijk iedereen behalve de opstellers van de nieuwe spelling en de toenmalige regering, die deze spelling doordrukte.

Nog erger was dat het in de nieuwe spelling volslagen onduidelijk was wat nu aan elkaar moest, met een streepje of los. Het nieuwe Groene Boekje maakte vreemde keuzes, die nergens werden verantwoord. Het is mij bijvoorbeeld nog steeds een raadsel waarom ‘floppydisk’ ineens één woord moest worden. Het is gewoon een combinatie van een bijvoeglijk (‘floppy’) met een zelfstandig naamwoord (‘disk’), alleen dan toevallig in het Engels. We schrijven ‘slappeschijf’ toch ook niet aan elkaar? Nergens in de inleiding werd deze vreemde keuze toegelicht. Daarentegen kozen de taalgeleerden wel voor ‘on line’, terwijl de vorm ‘online’ helemaal ingeburgerd was. Waarom alle samenstellingen met ‘privé’ een streepje kregen, werd ook nergens uitgelegd. Andere keuzes werden wel verantwoord, maar het bleef moeilijk te bevatten dat je ‘anticommunistisch’ moest schrijven naast ‘pro‑communistisch’.
Wilt u ook nog een voorbeeld van een woord dat helemaal conform de regels is, maar toch verwarring wekt? Wat dacht u van ‘drive-inwoning’? Dat betekent niet ‘inwoning van een drive’, maar een woning waar je met je auto in kunt rijden.

En dan de afbreekregels. Ik heb nooit begrepen waarom een spellingcommissie aan de ene kant regels handhaaft die alleen appelleren aan de fijnproevers onder de taalkundigen (zoals het afbreken van ‘reünie’ als ‘re-unie’ en het afbreken van ‘jabootje’ als ‘jabot-tje’), en aan de andere kant wel akkoord kan gaan met afbrekingen als ‘ca-ke’, ‘cras-hen’, ‘brainwa-ve’, ‘pa-cemaker’ en ‘piran-ha’. De ereprijs voor de meest subtiele afbreekregel gaat trouwens naar het woord ‘gentleman’. Dat breek je af als ‘gent-le-man’ – behalve in de combinatie ‘gentleman‑trainer’. Dan breek je ‘gentleman’ af als ‘gen-tle-man’. Kan iemand mij het nut uitleggen? Eénmaal, andermaal...

Het Groene Boekje zelf was ook al een succesnummer. De bedoeling van de samenstellers was blijkbaar niet zozeer de gebruikers duidelijkheid te verschaffen als wel te inventariseren welke woorden zoal in de praktijk worden gebruikt. Vandaar dat het Groene Boekje maar liefst 104 samenstellingen met sovjet- bevatte (en dan lieten ze de belangrijkste, de Sovjet-Unie zelf, nog weg) en 71 samenstellingen met moslim‑. Het Groene Boekje bevatte tal van woorden die weinigen ooit op zullen zoeken, zoals ‘helmenaffaire’ en ‘moederneukend’, terwijl woorden als ‘proactief’, ‘sjiitisch’, ‘sliptong’ en ‘hartenbeest’ – woorden waarvan de spelling niet voor de hand ligt en die dus veel meer kans lopen om opgezocht te worden – ontbraken. Het meest raadselachtige woord dat erin stond, was wel ‘Opzoomerzegels’. Niemand heeft me ooit kunnen vertellen wat dat zijn; zelfs een zoektocht op het internet leverde niets op.
Dan zat het Groene Boekje ook nog vol met fouten en inconsequenties. ‘Pistool’ moest je bijvoorbeeld afbreken als ‘pi-stool’, maar ‘klapperpistool’ als ‘klapperpis-tool’. En in de inleiding wordt verteld dat een samenstelling van een dierennaam met een plantennaam geen tussen-n krijgt (de beruchte paardebloemregel), maar paardenvijg had weer wél een ‑n‑...

Het gevolg was precies wat we met z’n drieën in 1995 al voorzagen: niemand weet meer wanneer je een samenstelling nu aan elkaar, met een streepje of los schrijft, en vrijwel niemand weet precies hoe het zit met de tussen-n­. Een oppoetsbeurt voor de spelling, zoals het Groene Boekje van 2005 die geeft, is dus op zichzelf geen slecht idee.

Er zijn overigens legio redenen om de spelling juist niet te veranderen. Denk eens aan een arme redacteur zoals ik. Ik ben opgegroeid met het Groene Boekje van 1954. Ik heb in 1995 al een nieuwe spelling moeten aanleren. Moet dat nu weer? Denk ook eens aan een buitenlander die Nederlands studeert. Die is nu halfweg met zijn studie en hoort dat een hoop woorden die hij meende te kennen, ineens anders geschreven moeten worden. Als je als overheid de spelling gaat veranderen, moet je wel heel goed weten wat je doet. Je doet het alleen als die arme redacteur en die buitenlandse student er echt wat mee opschieten. De spelling van 2005 hoort radicaal een eind te maken aan alle problemen waar die redacteur en die student mee worstelen – anders heeft het geen nut.
Zo’n nieuwe spelling moet tenminste:
  • een eenduidige oplossing bieden voor de tussen-n;
  • duidelijke criteria geven om te bepalen of een samengesteld woord nu aaneen, met een streepje of los geschreven wordt.

Dan zou het ook nog leuk zijn als een stagiair eens het Groene Boekje zou doorlopen op rare en inconsequente afbrekingen.

En het spijt me, maar op al deze punten schiet het nieuwste Groene Boekje tekort.

Laat ik beginnen met de pluspunten, want die zijn er ook.
De woordenschat bijvoorbeeld. De 104 samenstellingen met sovjet- zijn vervangen door dertien die er echt toe doen. Ook ‘Sovjet-Unie’ staat er nu in. Met een streepje dus. ‘Proactief’, ‘sjiitisch’, ‘sliptong’ en ‘hartenbeest’ staan er nu ook allemaal in. ‘Moederneukend’ en ‘helmenaffaire’ zijn geruisloos verdwenen. De ‘Opzoomerzegels’ ook – ik zal wel nooit weten wat dat zijn.

Het is ook positief dat de samenstellers van het nieuwe Groene Boekje de paardebloemregel hebben geschrapt. Voortaan is het ‘paardenbloem’. Dat is één probleem minder. Maar als ze toch bezig waren, waarom hebben ze dan niet meteen de versteende samenstelling geschrapt? Dat is de jokercategorie. Woorden waarvan je zou verwachten dat ze een tussen-n krijgen, krijgen die lekker niet, omdat ze versteende samenstellingen zijn. Een voorbeeld is ‘kattebelletje’. Dat heeft niets te maken met een kat die een belletje draagt. Het woord is afgeleid van het Italiaanse ‘scartabello’, dat ‘bundel papieren’ betekent. O, wist u dat niet? En dan wist u zeker ook niet dat ‘bolleboos’ is afgeleid van het Jiddische ‘baäl habojes’? Geef het maar toe: nee hè? Tsk – en hoe dacht u dan foutloos Nederlands te schrijven?
Overigens hebben de samenstellers wel degelijk ook zitten morrelen in deze categorie woorden. Het woord ‘paddestoel’ moesten we in 1995 nog zien als versteende samenstelling. Nu is het woord blijkbaar niet meer versteend, want we mogen het voortaan schrijven als ‘paddenstoel’.
Oké, die regel hadden ze van mij dus compleet mogen schrappen. ‘Kattenbelletje’ en ‘bollenboos’ – kijk maar eens goed, dat kan toch best? En als de samenstellers de Nederlandssprekenden helemaal een plezier hadden willen doen, hadden ze gezegd: ‘Mensen, we maken het simpel. Voortaan schrijven we overal een n.’ Of nergens, dat had ik ook prima gevonden.
Wat men nu gedaan heeft is een nieuwe spiegellaag aanbrengen in één hoekje van een verweerde spiegel. Dat helpt niet echt.

Biedt de nieuwe regeling van wat nu aan elkaar moet, met een streepje of los, dan wel een goede oplossing?
Nou nee. Ik kan niet zeggen dat ik het makkelijk vind dat ik voortaan ‘sovjetoverheersing’ moet schrijven naast ‘sovjet-socialisme’, ‘reïncarnatie’ naast ‘re-integratie’, ‘eerstehulppost’ naast ‘Rode Kruispost’, ‘na-ijver’ naast ‘naoogst’, ‘compact disc’ naast ‘floppydisk’. Ongetwijfeld weten de taalkundigen in de spellingcommissie precies wat ze doen en dit alles zal best wel verantwoord worden in de uitgebreide inleiding voorin het Groene Boekje, die ik echt nog wel eens ga lezen. Maar de spelling is er toch niet voor de taalkundigen? Die is er voor de gebruikers van de taal, zoals ik. En ik heb geen boodschap aan de hobby's van taalkundigen; ik wil gewoon een spelling die makkelijk te onthouden is.
Wat valt er verder nog te vertellen op dit gebied? ‘On line’ is nu ‘online’ geworden. Da’s mooi. En de ‘drive-inwoning’ heeft gezelschap gekregen van de ‘would-beschrijver’ en de ‘would-beactrice’ (ja, knippert u maar even met de ogen). Da’s minder mooi. De vervanging van het woord ‘50-eurobiljet’ door ‘50 eurobiljet’ is ook al geen gelukkige greep. Dat levert een heilloze verwarring op tussen ‘50 eurobiljetten’ (biljetten van 50 euro) en ‘50 eurobiljetten’ (vijftig biljetten met waarden in euro’s).

En hoe staat het met de afbreekregels? De taalkundigen kunnen gerust zijn. Ze houden hun speeltje. ‘Reünie’ moet je nog steeds afbreken als ‘re-unie’. Het ‘jabootje’ is nu ineens een ‘jabotje’ geworden, af te breken als ‘jabot-je’. Voor de gewone taalgebruiker is er ook goed nieuws. Die stagiair hebben ze wel degelijk ingehuurd. ‘Ca-ke’, ‘brainwa-ve’ en ‘pa-cemaker’ mogen niet meer, ‘piran-ha’ echter nog wel. Minpuntje. ‘Cras-hen’ is ‘cra-shen’ geworden en ‘gent-le-man’ ‘gen-tle-man’. De ‘gentleman‑trainer’ is geruisloos verdwenen.
Maar toen de stagiair klaar was, hebben de taalgeleerden van de Nederlandse Taalunie het hele afbreeksysteem nog eens op de schop genomen. Dat betekent dat we ‘Frankrijk’ voortaan moeten afbreken als ‘Fran-krijk’ (maar Duitsland niet als ‘Duit-sland’), ‘atmosfeer’ als ‘atmo-sfeer’, ‘catastrofe’ als ‘catas-trofe’, ‘diagnose’ als ‘diag-nose’, ‘industrie’ als ‘indus-trie’, ‘workaholic’ als ‘wor-kaholic’. Het zal allemaal wel uit te leggen zijn, maar ik kan er geen touw aan vastknopen. U wel? En weet u ook wie de spellingcommissie daar blij mee maakt? Precies: de fabrikanten van taal- en spraaktechnologie. Die kunnen weer een nieuwe afbreekmodule gaan maken. Levert weer een forse schep poen op. De modale taalgebruiker zal het worst wezen. Die vertrouwt op dat afbreekprogramma, en gaat niet zelf nog eens alle afbrekingen nalopen. De kranten laten het afbreken ook aan hun afbreekprogramma over en nemen voor lief dat dit het af en toe laat afweten. Vooruit maar – dan staat er ergens in de krant maar ‘hoof-drol’ of ‘bisschop-smijter’.
De enigen die er last van hebben zijn de correctoren – en als hun baas een corrector te duur vindt, de redacteuren. Die mogen zich gaan verdiepen in de vraag waarom ‘atmo-sfeer’ wèl conform de etymologie wordt afgebroken, en ‘catas-trofe’ niet.
Ik ben redacteur, en af en toe krijg ik ook een correctieklus toegeschoven. Het is veel minder leuk dan schrijven of redigeren, maar het is eerzaam werk, en ik word ervoor betaald. Per saldo krijg ik dus de rekening voor die nieuwe afbreekregels gepresenteerd. Nou, ik weet één ding. Of ik de rest van de nieuwe spelling ga gebruiken, moet ik nog eens bekijken. Ik ben bang dat ik weinig keus heb, net zomin als in 1995. Maar in elk geval blijf ik de oude afbreekregels hanteren, die nog steeds in mijn hoofd zitten. Om de nieuwe te leren zou ik een paar maanden lang elk afgebroken woord in het Groene Boekje moeten opzoeken. Vergeet dat maar. Ik kan het niet maken om mijn opdrachtgever het dubbele aantal uren in rekening te brengen.

Wat heeft het nieuwe Groene Boekje nog meer in de aanbieding? Niet veel aantrekkelijks.
  • Het onderscheid tussen ‘appel’ en ‘appèl’ valt weg. Dat moet omdat een vorige spellingcommissie heeft besloten dat bij ingeburgerde woorden het accent wordt weggelaten – en ja, consequent zijn, hè. Dat je het de lezer daarmee niet makkelijker maakt, is voor een taalkundige natuurlijk geen punt van overweging.
  • Het gebruik van hoofdletters is gesystematiseerd – en er daarmee niet duidelijker op geworden. Op de website van de Volkskrant vind ik het volgende lijstje: ‘Eskimo’ naast ‘neanderthaler’, ‘Jodenster’ naast ‘jodenkerk’, ‘middeleeuwen’ naast ‘Morgenland’, ‘christus’ naast ‘Kerstman’, ‘Prinsjesdag’ naast ‘hartjesdag’. Iemand anders kwam al met ‘Noordpoolexpeditie’ naast ‘noordpoolcirkel’. Subtiel hoor. En dan wat ik zelf hét schoolvoorbeeld vind van een verandering waar echt niemand om heeft gevraagd: voortaan moeten we Duitse zelfstandige naamwoorden als ‘Übermensch’ en ‘Götterdämmerung’ gaan schrijven als ‘übermensch’ en ‘götterdämmerung’.
  • Een paar aan het Engels ontleende werkwoorden worden voortaan anders vervoegd: ‘cruisen, cruisde, gecruisd’ wordt nu ‘cruisen, cruisede/cruisete, gecruised/gecruiset’. ‘Leasen, leasde/leaste, geleasd/geleast’ wordt nu ‘leasen, leasede/leasete, geleased/geleaset’.

En? Zijn uw problemen hiermee opgelost? Ik kan het me nauwelijks voorstellen. Het Genootschap Onze Taal heeft bijvoorbeeld al laten weten dat het hiermee niet uit de voeten kan. Voor de eigen Spellingwijzer Onze Taal (in de wandeling het Witte Boekje) gaat het Genootschap kritisch bekijken welke regel nog een beetje hanteerbaar is en welke volstrekt onbruikbaar.
Wat hebben we daarmee weer terug? Precies, de spellingscholen, waar we in 1995 afscheid van genomen hadden.
En hier blijft het niet bij, dat kan ik u op een briefje geven. Over tien jaar mag weer een nieuwe commissie zich buigen over de puinhopen van 2005. Die creëert dan weer zijn eigen puinhopen. Enzovoortovoort. Denk trouwens ook eens aan die arme Fransman die overweegt Nederlands te gaan studeren en tot zijn grote schrik ontdekt dat die taal elke tien jaar zijn spelling verandert. Ach ja, die jongen heeft een alternatief. Ga toch lekker Italiaans studeren, joh! 63 miljoen sprekers, een schitterende literatuur met schrijvers als Dante, Petrarca en Boccaccio – en een spelling om in een doosje te doen. Vrijwel fonetisch, man! Ik heb geen alternatief; ik zit vast aan dat Nederlands.

Als we een regering hadden met een beetje visie, zou die een grote streep halen door deze spelling en verordonneren dat voorlopig de spelling van 1995 blijft gelden. Vervolgens stelt de regering een werkgroep in die de echte problemen gaat aanpakken. Taalkundigen komen er niet in. Die hebben inmiddels wel bewezen dat ze geen bruikbare spelling kunnen ontwerpen. De commissie bestaat uit de echte gebruikers van de taal: schrijvers, journalisten en redacteuren. Jazeker, ik stel me kandidaat. De opdracht aan de commissie luidt: verzin iets waarmee u zelf uit de voeten kunt.
Maar ja. Over de Vlaamse deelregering kan ik niet oordelen, maar Balkenende II? Visie?

Ik heb me deze keer ingehouden. Geen zes afleveringen. Maar ik moest toch even kwijt wat ik vind van wéér een nieuwe spelling.

Sijtze Reurich

♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦

KANTTEKENING. Toen de spellingcommissie werd geconfronteerd met de afbreking ‘Fran-krijk’ was haar eerste reactie: ‘Ja, zo hoort het toch? Zo veel mogelijk medeklinkers naar de volgende regel.’
En nu staat ‘Fran-krijk’ ineens op een erratumlijstje. Het moet toch ‘Frank-rijk’ zijn...
Neemt u die spellingcommissie nog serieus? Ik niet meer namelijk.