(Inflatieperioden en geldhervormingen in Oost Europa, oktober 2007) 1


Disclaimer

SOVJET-UNIE: DE NIEUWE ROEBEL
VAN 1961



Klik hier voor een Engelstalige versie van dit artikel:


De vertaling is van mijn hand


Op 1 januari 1960 voerde Frankrijk een nieuwe frank in. De nieuwe frank was 100 oude franken waard. De reden voor de geldhervorming was de toegenomen inflatie.
Een jaar later, op 1 januari 1961, trad de Sovjet-Unie in de voetsporen van Frankrijk. Er kwam een nieuwe roebel, maar daar gingen geen honderd, maar tien oude roebels in.


Op het eerste gezicht was inflatie niet de drijfveer achter deze geldhervorming. De prijzen in roebels waren niet zo hoog dat het schrappen van nullen voor de hand lag. Als voorbeeld noem ik een paar posttarieven in Europese landen op 31 december 1960. Het gaat steeds om een gewone binnenlandse brief in de laagste gewichtsklasse.

België 3 frank
Bulgarije 16 stotinki
Duitse Bondsrepubliek 20 Pfennig
Duitse Democratische Republiek 20 Pfennig
Finland 30 markka
Frankrijk 25 centimes
Groot-Brittannië 3 pence
Hongarije 60 fillér
Nederland 12 cent
Polen 60 groszy
Portugal 1 escudo
Sovjet-Unie 40 kopeken
Tsjechoslowakije 40 heller

Kortom, de posttarieven van de Sovjet-Unie vielen helemaal niet uit de toon naast die van de omringende landen.
De ware reden wordt duidelijk als we het goudgehalte van de oude en de nieuwe roebel vergelijken. De oude roebel bevatte 0,222168 gram goud; de nieuwe 0,987412 gram. Dat is geen tien maal, maar nog geen vijf maal zoveel. De koers van de dollar was van overheidswege vastgesteld op vier oude roebels; dat werd nu 90 kopeken. De nieuwe roebel was een verkapte devaluatie.
Op 1 januari 1961 kwamen nieuwe munten van 1, 2, 3, 5, 10, 15, 20 en 50 kopeken en van 1 roebel in omloop. De nieuwe bankbiljetten hadden waarden van 1, 3, 5, 10, 25, 50 en 100 roebel. De oude bankbiljetten en munten moesten na 1 januari 1961 worden ingewisseld voor nieuwe.



■ Afbeelding 1: Voor- en achterzijde van de roebel van 1961

Waarschuwing vooraf
Mijn verzamelgebied is niet Rusland of de Sovjet-Unie. Ik verzamel de Baltische landen: Estland, Letland en Litouwen. Dat betekent niet dat ik geen artikel over de Sovjet-Unie kan schrijven. Per slot van rekening maakten de Baltische landen, zij het onvrijwillig,2 tussen 1944 en 1991 als Sovjetrepublieken Estland, Letland en Litouwen deel uit van de Sovjet-Unie. Het betekent wel dat al het materiaal dat ik in dit artikel laat zien, uit de Baltische republieken komt. Dus als de lezer vraagt: ‘Waarom laat je niet iets uit Vladivostok zien?,’ dan moet het antwoord luiden: ‘Omdat ik het niet heb.’

Wat zat er in 1960 in de post?
In de Sovjet-Unie werd anno 1960 de meeste post verstuurd in enveloppen met een ingedrukt zegel. Meestal stond op die enveloppen ook een illustratie. Het ingedrukte zegel kon diverse waarden hebben: 40 kopeken voor een normale brief (het leeuwendeel van de enveloppen); 60 kopeken voor een binnenlandse luchtpostbrief of een internationale brief; 1 roebel 60 kopeken voor een internationale luchtpostbrief. Daarnaast waren er ook briefkaarten met ingedrukt zegel. Die ingedrukte zegel had de waarde van 25 kopeken. De koper van zo’n envelop of briefkaart betaalde overigens meer dan de zegelwaarde. Hij betaalde een toeslag voor het papier. Een briefkaart kostte 40 kopeken, een envelop met ingedrukte zegel van 40 kopeken kostte 50 kopeken.
Briefkaarten waren in de Sovjet-Unie aanzienlijk minder populair dan brieven met ingedrukte zegel. Ansicht- en prentbriefkaarten werden weinig verstuurd. Overigens droeg een groot deel van die ansicht- en prentbriefkaarten óók een ingedrukt zegel. Enveloppen en kaarten zonder zegel, die dus met postzegels werden gefrankeerd, bestonden wel, maar maakten slechts een fractie van het postverkeer uit.

De tarieven
De posttarieven veranderden in principe niet met de invoering van de nieuwe roebel. Er werd een nul geschrapt. De tarieven die niet op een nul eindigden, werden naar boven afgerond. Halve kopeken waren er nu eenmaal niet.
Toch werden stilzwijgend twee veranderingen doorgevoerd. Het aantekenrecht voor een internationale brief werd verhoogd van 1 oude roebel naar 12 nieuwe kopeken. De tweede verandering betreft het onderscheid tussen briefkaarten en prentbriefkaarten. Vóór 01-01-1961 gold voor prentbriefkaarten die geen ingedrukte zegel hadden, niet het briefkaart-, maar het brieftarief. Een binnenlandse prentbriefkaart moest worden gefrankeerd met de 40 (oude) kopeken voor een brief, niet met de 25 (oude) kopeken voor een briefkaart. Vanaf 01-01-1961 werd een prentbriefkaart als briefkaart behandeld: in het binnenlands verkeer kostten ze nu allebei 3 nieuwe kopeken.

Hier zijn de meest elementaire ‘oude’ en ‘nieuwe’ tarieven:

  Periode 01‑01‑1960 – 01‑01‑1961 Periode 01‑01‑1961 – 10‑09‑1977
binnenlandse brief 40 kopeken 4 kopeken
aangetekende binnenlandse brief 1 roebel 10 kopeken
binnenlandse luchtpostbrief 60 kopeken 6 kopeken
binnenlandse briefkaart 25 kopeken 3 kopeken
internationale brief 60 kopeken 6 kopeken
aangetekende internationale brief 1 roebel 60 kopeken 18 kopeken
internationale luchtpostbrief 1 roebel 60 kopeken 16 kopeken

De oude postwaardestukken na 1-1-61
De oude enveloppen en briefkaarten die in handen van het publiek waren, bleven geldig tot 30 april 1961. In afbeelding 2 zien we een envelop met ingedrukt zegel, gebruikt na 1-1-’61; in afbeelding 3 een briefkaart.


■ Afbeelding 2: Brief van Saviena in Letland naar Rīga, 5 januari 1961. Op de achterzijde aankomststempel Rīga, 6 januari 1961. De envelop, die gewijd is aan Litouwse volksdansen, dateert nog van vóór de geldhervorming en heeft een ingedrukt zegel van 40 oude kopeken


■ Afbeelding 3: Prentbriefkaart met ingedrukt zegel van 25 oude kopeken, verzonden van Pürksi in Estland naar Koluvere, 6 maart 1961. Aankomststempel Koluvere, 9 maart 1961. De kaart draagt op de voorzijde een afbeelding ter gelegenheid van 8 maart (Internationale Vrouwendag), maar werd blijkens het opschrift ПОЧТОВАЯ КАРТОЧКА toch als briefkaart beschouwd en niet als prentbriefkaart

Opwaardering van postwaardestukken
De postkantoren hadden op 1 januari 1961 natuurlijk ook nog enveloppen en briefkaarten in voorraad. Een deel daarvan werd voorzien van een stempeltje van de strekking ‘Per 1 januari 1961 is de waarde van brief plus postzegels 5 kopeken’. Een voorbeeld zien we in afbeelding 4.


■ Afbeelding 4: Brief van Brakški, Letland, naar Rīga, 18 juli 1962. Op de achterzijde doorgangsstempel van het hoofdpostkantoor in Rīga en aankomststempel Rīga 4, beide van 19 juli 1962. De tekst in het stempel naast de ingedrukte zegel van 40 (oude) kopeken betekent: ‘Per 1 januari 1961 is de waarde van twee enveloppen met ingedrukte zegels 9 kopeken’. Hier dus 1 kopeke voor de twee enveloppen en 4 kopeken per ingedrukte zegel. Dit is trouwens een voorbeeld van laat gebruik van een geherwaardeerde envelop

Daarnaast doken begin januari ook enveloppen en briefkaarten op waar die tekst over de waarde van het postwaardestuk niet was gestempeld, maar gedrukt. Die tekst is steevast in dezelfde kleur gedrukt als de ingedrukte zegel. Die tekst moet wel gewoon met de brief of kaart meegedrukt zijn. Waarschijnlijk heeft de drukker twee oplagen van het postwaardestuk aangemaakt: één zonder de tekst om te gebruiken vóór 1 januari 1961, en een tweede oplaag mét tekst voor de periode erna. In afbeelding 5 zien we een geherwaardeerde envelop en in afbeelding 6 een geherwaardeerde briefkaart.


■ Afbeelding 5: Brief van Roja in Letland naar Rīga, 27 januari 1961. Op de achterzijde aankomststempel van het hoofdpostkantoor in Rīga, 28 januari 1961. De tekst naast de ingedrukte zegel van 40 oude kopeken betekent: ‘Per 1 januari 1961 is de waarde van brief plus postzegels 5 kopeken’. Lees dit als: één kopeke voor de envelop en vier kopeken voor het porto. Onder het plaatje staat trouwens ‘Tot in het nieuwe jaar’


■ Afbeelding 6: Prentbriefkaart met ingedrukt zegel van 25 oude kopeken, verzonden van Vilnius (Litouwen) naar Baldone in Letland, 23 maart 1961. Twee aankomststempels Baldone: 24 en 25 maart 1961. De kaart draagt op de voorzijde een stilleven met bloemen, maar werd toch als briefkaart beschouwd. Naast de ingedrukte zegel staat, in een kastje, de tekst ‘Vanaf 1 januari 1961 bedraagt de waarde van kaart plus zegels 4 kopeken’. In dit geval was dat één kopeke voor de briefkaart en drie kopeken voor het porto

Nieuwe postwaardestukken
Dat was nog niet alles. De Sovjet-Unie was grootverbruiker van papier en gaf jaarlijks honderden nieuwe postzegels en postwaardestukken uit. Dus verschenen in de eerste dagen na 1 januari 1961 al direct nieuwe enveloppen met ingedrukt zegel in nieuwe kopeken. In afbeelding 7 zien we een brief met ingedrukt zegel in het nieuwe tarief voor een binnenlandse brief; in afbeelding 8 een brief met ingedrukt zegel ter waarde van het internationale luchtposttarief.


■ Afbeelding 7: Brief van Sauka in Letland naar Rīga, 16 januari 1961. Op de achterzijde aankomststempel van het hoofdpostkantoor te Rīga, 17 januari 1961. Dit is een nieuwe envelop, met ingedrukt zegel van 4 nieuwe kopeken, die na 1 januari 1961 aan de loketten kwam. De oproep ‘Verdelg de wolven’ op deze envelop is natuurlijk niet geheel in overeenstemming met de hedendaagse opvattingen over natuurbeheer


■ Afbeelding 8: Aangetekende luchtpostbrief van Rīga naar Hamburg, 23 september 1961. Envelop met ingedrukte zegel ter waarde van het internationale luchtposttarief, bijgefrankeerd tot het tarief van een aangetekende luchtpostbrief. Aantekenstrookje ‘R.S.S. de LETTONIE’, speciaal voor post naar het buitenland, waarop de kantoornaam met de hand is ingevuld. Het stempel ‘Международное’ (‘Internationaal’) werd van 1950 tot 1968 gebruikt om post van en naar het buitenland te merken

Mengfrankeringen
In de Sovjet-Unie werden niet zo veel postzegels geplakt. Als het gebeurde was dat ook nog vaak bij wijze van bijfrankering, dus bijvoorbeeld om een envelop met ingedrukte zegel ter waarde van het gewone tarief op te waarderen tot een aangetekende brief. Dat neemt niet weg dat in de periode tussen 1 januari en 30 april 1961 mengfrankeringen van zegels in oude en zegels in nieuwe kopeken zijn voorgekomen. Een fraai voorbeeld zien we in afbeelding 9.


■ Afbeelding 9: Aangetekende brief van Baldone in Letland naar Schaffhausen (Zwitserland) d.d. 15 januari 1961. Blanco aantekenstrookje voor buitenlandse brieven, waarop de plaatsnaam met de hand is ingevuld, strookje ‘Par avion’ en stempels ‘Recommandé’ (‘aangetekend’) en ‘Международное’ (‘internationaal’).
In Schaffhausen aangekomen op 18 januari 1961 en op 19 januari voorzien van een strookje ‘Vertrokken zonder adres achter te laten’ in Duits, Frans en Italiaans. Blijkens een stempel op de achterkant terugontvangen in Baldone op 25 januari 1961. Het luchtposttarief voor een internationale aangetekende brief bedroeg 28 kopeken. Hier is 1 roebel 90 aan oude zegels = 19 nieuwe kopeken en 10 kopeken aan nieuwe zegels geplakt. Samen 29 nieuwe kopeken. De afzender heeft één kopeke teveel betaald


Portheffing
Natuurlijk waren er op 30 april 1961 nog mensen die zegels en postwaardestukken in oude kopeken hadden liggen. Als ze die op een brief plakten, werd die brief met port belast. Vóór 1961 gold voor de portheffing een minimumtarief van één roebel. Dat werd nu 10 kopeken.
De Sovjetposterijen besloten echter dat ze in de eerste maanden na de geldhervorming coulant zouden zijn. De geadresseerde van een verkeerd gefrankeerde brief hoefde alleen maar het porto te betalen, en geen strafheffing.
Het is mij niet bekend hoe lang dit besluit van kracht bleef. Op grond van het materiaal dat ik gezien heb, vermoed ik: een half jaar. Dus vanaf 1 juli 1961 werd minimaal 10 kopeken in rekening gebracht.
In afbeelding 10 zien we dat niet alleen de mensen die verkeerd frankeerden coulant werden behandeld, maar ook de mensen die helemaal niet frankeerden. Afbeelding 11 is een voorbeeld van een verkeerd gefrankeerde brief waarbij alleen in rekening werd gebracht wat de afzender had moeten plakken. Bij de brief van afbeelding 12 is de coulante behandeling voorbij. Op 30 augustus werd weer het minimumtarief berekend.


■ Afbeelding 10: Brief zonder postzegel, lokaal verzonden in Rīga, 27 januari 1961. Machinestempel met vlagtekst ‘Naam en adres – huisnummer – woonplaats – postdistrict’. De brief is beport met een stempeltje ДОПЛАТИТЬ РИГА (‘Port Rīga’). In eerste instantie heeft de postbeambte met rood potlood ‘10 kopeken’ ingevuld. Toen bedacht hij zich en schreef er met zwart potlood ‘4 kopeken’ overheen. De Sovjetposterijen waren nu nog coulant en berekenden alleen het tarief dat geplakt had moeten worden, zonder strafheffing. Dus waar de geadresseerde normaliter 10 kopeken had moeten betalen, kwam hij nu weg met 4 kopeken


■ Afbeelding 11: Brief van Matkule naar Rīga, vermoedelijk verzonden op 5 mei 1961. In plaats van een vertrekstempel is een portstempeltje ДОПЛАТИТЬ МАТКУЛЕ (‘Port Matkule’) geplaatst. De envelop met ingedrukte postzegel van 40 oude kopeken was niet opgewaardeerd met een opdruk of een stempeltje en dus op deze datum niet meer geldig. De postambtenaar heeft nog even geaarzeld of hij niet het officiële minimumtarief van 10 kopeken in rekening moest brengen, maar het werd 4 kopeken.Op de achterzijde aankomststempel van het hoofdpostkantoor in Rīga van 6 mei 1961


■ Afbeelding 12: Brief van Dedovsk bij Moskou naar Rīga, 30 augustus 1961. De ingedrukte zegel van 40 oude kopeken was na 1 april niet meer geldig; daarom is in Rīga een portstempeltje ДОПЛАТИТЪ РИГА geplaatst. De posterijen waren nu niet coulant meer en berekenden het minimumtarief van 10 kopeken. Achterop aankomststempel Rīga 9 van 2 september 1961


Literatuur
Voor meer informatie over de geldhervorming en de geschiedenis van de roebel:

  1. http://copernicus.subdomain.de/Ruble (website is inmiddels uit de lucht)
  2. http://www.cbr.ru/eng/today/history/gosbank.asp
  3. http://www.destinationrussia.com/htm/infcurrenc0f.htm

Een overzicht van de postwaardestukken, inclusief de stempeltjes die zijn gebruikt om die stukken van een nieuwe waarde te voorzien, vindt u in de Michel Ganzsachen-Katalog Europa Ost 2004/2005. Dat boek geeft ook een elementair overzicht van de posttarieven van de Sovjet-Unie.

En dan is er dit artikel:

  1. John Briggs, ‘One for Ten: The Soviet Deflation of 1961: International Mail’, Rossica 140-141 (2003), p. 40-51.

  1. Inflatieperioden en geldhervormingen in Oost Europa is een bundel artikelen uitgegeven ter gelegenheid van het 25‑jarig bestaan van de Filatelistische Contactgroep Oost-Europa. U vindt hier meer informatie over het boek (klik op de knop ‘Publicaties’)
  2. De Baltische landen Estland, Letland en Litouwen zijn in 1940 door de Sovjet-Unie bezet en na schijnverkiezingen tot de Unie toegelaten. Vanuit juridisch standpunt was die toetreding tot de Unie van nul en gener waarde en waren de Baltische landen tussen 1940 en 1991 nog steeds onafhankelijke landen, alleen toevallig bezet. Eigenlijk hebben de Sovjetrepublieken Estland, Letland en Litouwen nooit bestaan.

Sijtze Reurich

♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦