(Nederlandsch Maandblad voor Philatelie, april en mei 1992)
◄ Vorige pagina  Dit artikel is verdeeld over achttien webpagina’s.  Volgende pagina ►



Disclaimer

Een kleine rondgang door de filatelie van Estland 4
De eerste postzegel van Estland kwam uit op 24 november 1918. De afbeelding is tamelijk primitief: EESTI POST in een kastje en op de achtergrond een bloemmotief. De waarde was 5 kopeken (afbeelding 31).
Een paar dagen later kwam de tweede zegel, in dezelfde tekening en met een waarde van 15 kopeken (afbeelding 32). In januari 1919 volgden nog twee zegels. De muntsoort werd niet meer vermeld, maar Estland had nu een eigen munt: de Estische mark, onderverdeeld in 100 penni. De nieuwe zegels hadden waarden van 35 en 70 penni (afbeeldingen 33 en 34).



■ Afbeelding 31. De eerste zegel van het onafhankelijke Estland, 24 november 1918
■ Afbeelding 32. De zegel van 15 kopeken uit dezelfde serie, 30 november 1918

Deze simpele zegeltjes vormen voor de Estland-filatelist een bron van vreugde, want ze kennen nogal wat plaatfouten en kleurverschillen, ze kunnen alle vier geplaat worden, terwijl de eerste drie ook nog in verschillende oplagen zijn gedrukt. Ten slotte werden in de aanvang van de onafhankelijkheidsperiode diverse provisorische stempels gebruikt, en de meeste daarvan treft men aan op deze zegels (afbeeldingen 33 en 34). De zegels zijn ongetand, maar bij een klein deel van de oplaag van de 15 kopeken heeft men een proef genomen met een tandingmachine. Het resultaat was niet bevredigend (afbeelding 35). Alle vier de zegels kan men overigens met particuliere tandingen vinden.




■ Afbeelding 33. De zegel van 35 penni van de eerste serie, 18 januari 1919, hier met het oude Russische stempel Reval. Dit stempel bleef tot halverwege 1919 in gebruik
■ Afbeelding 34. De zegel van 70 penni van dezelfde serie, 23 januari 1919. Het stempel van Narva (toen nog geschreven als Narwa) is ook een provisorisch stempel: het is een omgebouwd dubbelringstempel uit de tsarentijd
■ Afbeelding 35. De 15 kopeken, getand


■ Afbeelding 36. Een van de vele vervalsingen van de Eesti Post-zegels van 5 mei 1919

Op 5 mei 1919 werd een aantal Russische zegels met een handstempel voorzien van een paarse opdruk Eesti Post. Er zijn achttien verschillende zegels overdrukt, maar slechts zeven daarvan werden (en dan nog alleen in Tallinn) aan het loket verkocht. Het postale nut van deze uitgave kan betwijfeld worden. Dankzij de kleine oplagen (variërend van elf (!) stuks tot 3800) circuleren er nogal wat vervalsingen (afbeelding 36).
Op 13 mei volgde weer een echte postzegel, met een afbeelding van meeuwen boven zee (afbeelding 37). Op 4 juli 1919 en 13 februari 1920 werden nieuwe waarden in deze tekening uitgegeven, maar op een kleiner formaat (afbeelding 38).



■ Afbeelding 37. Meeuwen boven zee, 13 mei 1919
■ Afbeelding 38. Meeuwen boven zee, 4 juli 1919

De cijferzegeltjes van 15 en 17 mei 1919 met waarden van 5 en 10 penni (afbeelding 30 en 40) zien er weinig spectaculair uit, maar wie zich erin gaat verdiepen, vindt nogal wat kleurverschillen en druktoevalligheden. De 10 penni werd getand uitgegeven, maar ook deze keer was men niet tevreden met het resultaat. De tweede oplaag, van 8 oktober 1919, was ongetand.
De vier zegels met de afbeelding van een Vikingschip (afbeelding 41) zijn uitgegeven tussen juli 1919 en juni 1922. Ik ga u niet vermoeien met de precieze data. De zegels van 1 en 5 mark komen alleen ongetand voor; die van 15 en 25 mark getand en ongetand. De getande versie is van 1922.
Op 17 september 1919 werd een zegeltje uitgegeven met een opgaande zon en de tekst Eesti Vabariik (‘Republiek Estland’; afbeelding 42). In 1920 volgde een zevental zegels in hetzelfde formaat met het silhouet van Tallinn (afbeelding 43). In 1921 en 1924 kwam er nog een waarde in deze tekening bij.
Bij al deze zegels is een studie naar de vele verschillende papiersoorten die voor de vervaardiging zijn gebruikt, de moeite waard. Papier was schaars in deze tijd, en men was al blij dat men iets had om op te drukken. De zegel met de zon en de emissie met het silhouet van Tallinn zijn gedrukt op zeer dun papier (‘sigarettenpapier’); twee waarden van de Vikingschip-serie bestaan op tamelijk dik, grauw getint papier, om de beide uitersten te noemen.

■ Afbeelding 39. Cijferzegel van 5 penni, 15 mei 1919, ongetand


■ Afbeelding 40. Cijferzegel van 10 penni, 17 mei 1919, getand




■ Afbeelding 41. Vikingschip; zegel van 8 juni 1922 met een fraai stempel Tallinn
■ Afbeelding 42. Opgaande zon, 17 september 1919
■ Afbeelding 43. Silhouet van Tallinn; zegel van 15 september 1924

De eerste luchtpostzegel van Estland, met de afbeelding van een dubbeldekker, verscheen op 11 maart 1920 (afbeelding 44; de uitgiftedatum is overigens discutabel). De meeste landen gaven driehoekige luchtpostzegels uit; Estland was daarop geen uitzondering. In 1923 werden reguliere postvluchten naar Helsinki en Riga ingesteld. Het restant aan luchtpostzegels werd toen voorzien van diverse opdrukken. Een opdruk 1923 (afbeelding 45) en een opdruk 15 marka 1923. Maar echt spectaculair waren de opdrukken waarmee men de andere waarden fabriceerde die door de toenemende inflatie noodzakelijk waren geworden: 10, 20 en 45 mark. Men overdrukte twee zegels tegenover elkaar met de nieuwe waarde (afbeelding 46). Een zeer klein deel van de oplaag van de 10 en de 20 mark (300, resp. 2000) werd van een tanding voorzien. Die tanding is zeer slordig; men treft de zegels ook wel particulier getand aan, en dan zien ze er beter uit.




■ Afbeelding 44. De eerste luchtpostzegel van Estland, 11 maart 1920?
■ Afbeelding 45. Luchtpostzegel met opdruk 1923, 1 oktober 1923
■ Afbeelding 46. Luchtpostzegel van 1 oktober 1923: twee zegels werden samen overdrukt met de nieuwe waarde van 20 mark

We hebben nu een sprongetje in de tijd gemaakt. Tussen de luchtpostzegel en de overdrukken daarop liggen allereerst nog een drietal tamelijk primitieve opdrukken op bestaande zegels, die zo werden opgewaardeerd tot zegels van 1 en 2 mark (afbeelding 47). De toenemende inflatie was de reden daarvoor, naast natuurlijk de wens van een voorraad incourante zegels af te komen.
Op 26 juni 1920 werd een tweetal zegels met toeslag ten behoeve van de oorlogsinvaliden uitgegeven (afbeelding 48). Nog in hetzelfde jaar werden ook deze zegels overdrukt met nieuwe waarden: de 35 penni kreeg de waarde van 1 mark; de 70 penni die van 2 mark (afbeelding 49).




■ Afbeelding 47. Opdruk van 1 mark op 35 penni, 25 augustus 1920
■ Afbeelding 48. Zegel van 70 penni met een toeslag van 15 penni voor de hulp aan oorlogsinvaliden, 26 juni 1920
■ Afbeelding 49. De 35 penni uit dezelfde serie, overdrukt met een nieuwe waarde van 1 mark, 6 november 1920

Op 1 augustus 1921 volgden twee zegels met een toeslag voor het Rode Kruis (afbeelding 50). Op 26 april 1922 werd een deel van de nog onverkochte oplage getand en opnieuw in de verkoop gebracht. Ook deze tanding kon de toets der kritiek niet doorstaan. Veel getande zegels zijn slecht gecentreerd, en er komen ook zegels voor die gedeeltelijk ongetand zijn gebleven (afbeelding 51).

■ Afbeelding 50. Zegel met toeslag ten bate van het Rode Kruis, 1 augustus 1920. Bovenaan de zegel staat de frankeerwaarde, onderaan de verkoopprijs: de zegel van 2½ mark werd voor 3½ mark verkocht; die van 5 mark voor 7 mark


■ Afbeelding 51. Blokje van zes van de zegel van 5 mark Rode Kruis, nu getand, 26 april 1922. De twee zegels in het midden bleven ongetand

Tussen 1922 en 1925 werd een langlopende serie uitgegeven met tekeningen van een weefster (afbeelding 52) en een smid (afbeelding 53). Op 19 april 1922 verscheen de eerste getande versie van een van deze zegels, en dat was tevens de eerste Estische zegel met een behoorlijke tanding. Vier waarden zijn niet meer ongetand uitgebracht; zeven waarden bestaan zowel getand als ongetand. Ook bij deze serie bestaan grote verschillen in papiersoort.



■ Afbeelding 52. Ongetande zegel uit de weefster/smid-serie. Deze zegel is uitgegeven op 11 januari 1923

■ Afbeelding 53. Getande zegel uit de weefster/smid-serie, uitgegeven op 23 juni 1923

Noot
  1. Hier begon het tweede deel van het artikel, in Philatelie van mei 1992.





1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18