(Nederlandsch Maandblad voor Philatelie, november en december 1990)
◄ Vorige pagina  Dit artikel is verdeeld over zestien webpagina’s.  Volgende pagina ►



Disclaimer

Letlands filatelie in vogelvlucht
De spelling van het Lets werd pas in de jaren twintig officieel vastgelegd. Vandaar dat men de landsnaam op de eerste zegels afwisselend aantreft als Latvija en Latwija. Ook in de oudere stempels treft men vaak een andere naam aan dan in de latere: Jelgawa in plaats van Jelgava; Zehsis in plaats van Cēsis.
De eerste zegel van Letland verscheen op 18 december 1918. De afbeelding is een opkomende zon, met daarin drie korenaren. In verband met de papierschaarste zijn ze gedrukt op de achterzijde van buitgemaakte Duitse stafkaarten (afbeelding 31). De zegels kunnen geplaat worden, maar het is natuurlijk veel fascinerender een complete stafkaart samen te stellen. Voor zover bekend, zijn er 79 verschillende kaarten voor de druk gebruikt, dus zo’n reconstructie ligt niet binnen ieders bereik. Meestal worden de zegels verzameld naar type kaart (grove of fijne tekening, of een mengvorm; alleen zwart of ook kleur), naar plaat (I of II) en op plaatfouten. De zegel bestaat zowel getand als ongetand. Dat geldt trouwens voor de meeste oudere emissies.


■ Afbeelding 31. De eerste Letse postzegel, 18 december 1918. boven: voorzijde; rechts: achterzijde van een blokje van zes zegels plus velrand


De eerste zegel is in Rīga gedrukt, maar na de verovering van die stad door de bolsjewiki moest de postzegelfabricage uitwijken naar Liepāja. Daar verscheen een serie zegels met dezelfde afbeelding op 8 januari 1919. Deze serie is gedrukt op schrijfpapier met blauwe lijntjes (afbeelding 32). Platen is hier heel goed mogelijk.



■ Afbeelding 32. Zegel uit de serie van 8 januari 1919. links: voorzijde van een getand exemplaar; rechts: achterzijde van een ongetand exemplaar

In februari 1919 kwam de derde serie in deze tekening uit (afbeelding 33). De zegels zijn gedrukt op twee verschillende soorten dun papier.
Het ontwerp komt daarna een paar maal terug. Steeds is een andere papiersoort voor de druk gebruikt.
De bevrijding van Rīga op 22 mei 1919 wordt gevierd op de zegels van juni van dat jaar (afbeelding 34). De tekening toont Moeder Letland met haar dochter Rīga tegen het silhouet van de stad. De zegels zijn gedrukt op drie soorten papier: glad, geribbeld en dun (‘sigarettenpapier’).
Die laatste papiersoort is ook gebruikt voor de zegel van 3 juli 1919, die bedoeld was voor het door de Esten bevrijde deel van Letland (afbeelding 35).


■ Afbeelding 33. Zegel uit de serie van februari 1919, gedrukt op ‘sigarettenpapier’


■ Afbeelding 34. Zegel ter gelegenheid van de bevrijding van Rīga, 15 juni 1919


■ Afbeelding 35. Zegel van 3 juli 1919, bestemd voor Noord-Letland


■ Afbeelding 36. Eén jaar onafhankelijkheid. Zegel van 18 november 1919

De zegels van 18 november 1919, ter herdenking van één jaar onafhankelijkheid (afbeelding 36), zijn ontworpen door Rihards Zariņš (1869‑1939; ook wel op z'n Duits Richard Sarrinsch genoemd), die in het tsaristische Rusland zijn sporen al had verdiend. Hij heeft veel Letse zegels op zijn naam staan: ook de ‘Drakendoder’ (afbeelding 39), ‘Bevrijding van Latgale’ (afbeelding 40) en ‘Jānis Čakste’ (afbeelding 8) zijn van zijn hand. Zijn beroemdste ontwerp is echter geen Letse zegel, maar de eerste serie die verscheen in het Rusland van na de Oktoberrevolutie, de zogeheten ‘Kettingbreker’‑zegels (afbeelding 24).5 In 1922 verscheen in Rusland nog een serie van zijn hand (Michel‑nummers 197‑200), maar die zegels waren roofbouw op ontwerpen die hij al in 1915 had gemaakt; ze werden waarschijnlijk zonder zijn medeweten uitgegeven.

Zariņš’ eerste zegel voor Letland (zoals alle volgende emissies weer in Rīga gedrukt) is een symbolische voorstelling van Letland als vrouw in nationaal kostuum. Tussen 18 november 1919 en 22 januari 1920 verscheen nog een drietal zegels met dezelfde afbeelding, maar in kleiner formaat (afbeelding 37). De hoogste waarde, 1 Letse roebel, is gedrukt op half afgewerkte bankbiljetten van de Arbeiders- en Soldatenraad van Rīga, die bij de verovering van de stad op de bolsjewiki waren buitgemaakt (afbeelding 38).


■ Afbeelding 37. Dezelfde tekening als 36, maar nu op kleiner formaat. Zegel van 22 januari 1920


■ Afbeelding 38. Achterkant van een zegel van 1 roebel uit dezelfde serie (27 januari 1919)

Op 16 december 1919 volgden de ‘Drakendoder’-zegels, die de bevrijding van Koerland van het leger van Bermondt-Avaloff vieren (afbeelding 39).
Half afgewerkte bankbiljetten, ditmaal van het Bermondt-Avaloff-leger, zijn gebruikt voor de serie van 24/25 maart 1920, ter gelegenheid van de bevrijding van Latgale. Moeder Letland, geflankeerd door haar dochters Kurzeme en Vidzeme, verwelkomt haar teruggekeerde dochter Latgale (afbeelding 40 en 41).


■ Afbeelding 39. Zegel ter gelegenheid van de verdrijving van het Bermondt-Avaloff-leger uit Koerland, 16 december 1919


■ Afbeelding 40. Zegel van 24 maart 1920 ter gelegenheid van de bevrijding van de provincie Latgale


■ Afbeelding 41. De achterzijden van 15 zegels van 1 roebel vormen een compleet bankbiljet van het Bermondt-Avaloff-leger

Na twee emissies waaraan ik stilzwijgend voorbij ga, komen we aan een van de interessantste series van Letland: de Rode-Kruiszegels van 1920 (afbeelding 42). Ze zijn gedrukt op de achterzijde van drie verschillende bankbiljetten: dat van 10 roebel van de Arbeiders- en Soldatenraad van Rīga (afbeelding 43), dat van 5 roebel van dezelfde raad (afbeelding 44) en dat van 10 Mark van het Bermondt-Avaloff-leger.


■ Afbeelding 42. Rode-Kruiszegel (1920), voorzijde


■ Afbeelding 43. Een van de drie mogelijke achterkanten van een Rode-Kruiszegel: 10-roebelbiljet van de Arbeiders- en Soldatenraad


■ Afbeelding 44. Idem, 5-roebelbiljet

De inflatie van de jaren twintig maakte opdrukken in een hogere waarde noodzakelijk. Ook de fraaie Drakendoderzegels vielen daaraan ten prooi (afbeelding 45). De eerste luchtpostzegels (30 juli 1921; afbeelding 46) hadden al waarden van 10 en 20 roebel.


■ Afbeelding 45. Opdruk van 2 roebel over 25 kopeken, 8 februari 1921


■ Afbeelding 46. Luchtpostzegel van 30 juli 1921

In 1921 verscheen de eerste serie met het Letse wapen (weer een ontwerp van Zariņš). Daarin is alleen de laagste waarde nog in kopeken (50 kapeikas); alle hogere waarden zijn in roebels, de hoogste 100 roebel (afbeeldingen 47 en 48).


■ Afbeelding 47. Zegel uit de eerste serie wapenzegels. Van deze zegel is de precieze uitgiftedatum niet bekend


■ Afbeelding 48. De één na hoogste waarde in dezelfde serie: 50 roebel, uitgegeven op 17 augustus 1921

Begin 1923 kwamen zegels in dezelfde tekening uit, nu met waarden in de nieuwe munten santīms en lats (afbeeldingen 49 en 50). 1 lats (100 santīmu) werd gelijkgesteld aan 50 oude roebels. Er zijn nog viermaal zegels in deze tekening verschenen. Ze kunnen op watermerk, op type en op tanding worden verzameld. Ook zijn tweemaal wapenzegels van een gelegenheidsopdruk voorzien. Wie zich wil specialiseren, kan met deze zegels, die ook nog bescheiden in prijs zijn, een aardige verzameling opbouwen.


■ Afbeelding 49. Dezelfde afbeelding als 47, maar nu met een waarde in santīmu (uitgegeven 31 januari 1923)


■ Afbeelding 50. De hoogste waarde in deze serie, verschenen 24 december 1925

De latere emissies van Letland zijn meestal wel mooi (hoewel ik persoonlijk de monumentenserie van 12 juli 1937 (afbeelding 51) afschuwelijk vind), maar het uitgiftenbeleid werd sterk bepaald door commerciële overwegingen. Net als in Litouwen zien we hier vaak getande en ongetande zegels naast elkaar opduiken (afbeelding 52) en ook de kleine oplaagjes ontbreken niet. Het was in de jaren dertig mogelijk dat een handelaar bij de Letse PTT een serie toeslagzegels bestelde. Hij hoefde alleen maar een charitatieve organisatie te vinden die in de toeslag geïnteresseerd was en kreeg dan het monopolie op de verkoop van de serie, die wel gewoon frankeergeldig was. De filatelistische pers was hier niet erg gelukkig mee; het Nederlandsch Maandblad voor Philatelie riep in de jaren dertig herhaalde malen op Letland te boycotten...


■ Afbeelding 51. Gedenkteken voor de gesneuvelde onafhankelijkheidsstrijders in Valka. Zegel uit de serie van 12 juli 1937



■ Afbeelding 52. Luchtpostzegel van 15 juni 1933, met toeslag voor de nabestaanden van verongelukte vliegeniers, links: ongetand (oplaag 8.420 stuks); rechts: getand (oplaag: 10.420 stuks)


■ Afbeelding 53. Een van de vijf zegels van de Afrikavlucht-serie van 26 mei 1933 (oplaag: 2.930 stuks)

Nikolajs Jākimovs heeft in Het Baltische Gebied van juli 1990 de achtergronden van de ‘Afrikavlucht’-serie van 26 mei 1933 (afbeelding 53) belicht. Die emissie is een mooi voorbeeld van wat er allemaal mogelijk was. De opdrachtgever voor deze opdruk was de Letse Vereniging ter Bevordering van de Luchtvaart; de toeslag van de zegels was bedoeld voor de financiering van de vlucht van N. Pulinš van Rīga naar Gambia (dat was ooit een kolonie van het hertogdom Koerland!). Pulinš verkocht de opbrengsten van de zegels al op voorhand door, namelijk aan een Amerikaanse geldschieter, die zich tegenover de Letse PTT garant stelde voor de nominale waarde van de zegels en bijkomende kosten. Aan de loketten waren de zegels nauwelijks verkrijgbaar. Overigens mislukte de vlucht: Pulinš stortte neer bij Neustettin in Duitsland. Hij overleefde het ongeluk wel.

De zegels van Letland zijn, op enkele topstukken na, vrij gemakkelijk te krijgen en niet duur. Wel is een waarschuwing op zijn plaats tegen de vele vervalsingen die in omloop zijn, zelfs van minder kostbare zegels. Dit geldt trouwens ook voor de zegels van Estland en Litouwen.

Ook de brievenverzamelaar kan aan Letland veel plezier beleven. Er is nog vrij veel materiaal in omloop. De afbeeldingen 54 en 55 laten binnenlandse kaarten, afbeelding 56 een brief naar het buitenland zien. Er bestaat echter ook veel filatelistisch maakwerk (afbeeldingen 57 en 58), dat soms wel leuk is om in de verzameling te hebben, maar het is niet raadzaam er veel geld aan uit te geven!


■ Afbeelding 54. Kerstkaart van Tukums naar Vāne, 22 december 1931. De bewuste datum lag één dag na een tariefverhoging van 6 santīmi naar 10 santīmu en de kaart is prompt via een portstempeltje met port belast. Het port bedroeg normaal gesproken tweemaal het tekort, hetgeen in dit geval dus zou neerkomen op 8 santīmi (2×[10 – 6]), maar hier is het minimumtarief van 10 santīmu berekend


■ Afbeelding 55. Lokale prentbriefkaart Garjuri, 14 april 1938. In plaats van een stempel zijn plaatsnaam en datum met de hand op de postzegel geschreven. Dat gebeurde vaker als een klein postagentschap geen stempel had of als het stempel in reparatie was


■ Afbeelding 56. Brief van Rīga naar Den Haag, 8 september 1939. Machinestempel met in Frans en Duits de tekst ‘Naar de Olympische Spelen van 1940 via Letland’. Die Spelen, die in Helsinki zouden worden gehouden, gingen dankzij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog niet door. De brief is op 11 september 1939 van Den Haag doorgestuurd naar Utrecht


■ Afbeelding 57. Deze briefkaart ziet er erg geloofwaardig uit. Een noodzegel, een provisorisch stempeltje Rauna en zelfs een aankomststempel Riga van 24 december 1918. Zowel de zegel als het stempel Rauna zijn echter een eigen fabrikaat van een groepje slimme filatelisten. Het aankomststempel Riga (uit de Ober-Ost-periode) is wel echt, maar gestolen


■ Afbeelding 58. Ook dit is op het eerste gezicht alleen maar een fraaie luchtpostbrief van Rīga naar Uruguay. Bij nader bekijken valt op dat er helemaal geen doorgangs- of aankomststempels opstaan. Bovendien vond de eerste transatlantische vlucht pas in 1927 plaats, en kan op een brief uit 1926 geen sluitzegel uit 1928 zitten. De brief is dan ook het product van de Zwitserse postzegelhandelaar Eugene Sekula, die een grote partij van deze zegels met toeslag voor de hulp aan oorlogsinvaliden had opgekocht. Hij plakte de series weg op brieven met de fraaiste bestemmingen: Luzern, Schotland, Uruguay, en liet ze op het postkantoor van Rīga afstempelen. Dat was meteen de laatste postale handeling die de brieven ondergingen. Het geplakte port is nog niet eens voldoende voor een binnenlandse brief...

Een weinig bekend, maar boeiend verzamelgebied zijn de Letse postwissels (afbeelding 59), waarop veel stempeltjes voorkomen die je op andere post niet vindt.



■ Afbeelding 59. Een ‘ambtelijke’ postwissel (links), verzonden van Jaunlatgale (dat thans niet meer bij Letland hoort) naar Jēkabpils, 22 maart 1937. Ambtelijke postwissels werden bijvoorbeeld gebruikt voor de verrekening van rembourszendingen, zoals hier. Op de achterkant (rechts) zien we toch een postzegel geplakt. Dat gebeurde omdat de ontvanger het bedrag aan huis uitbetaald wilde hebben. Daarvoor moest hij de 20 santīmu van de postzegel bij de uitbetaling met de postbode verrekenen

Noot
  1. De uitgifte van de twee ‘Kettingbreker’-zegels was reeds voorbereid onder de regering-Kerensky, maar eerst op 7 november 1918, dus ver na de Oktoberrevolutie, kwamen de zegels uit. Onder filatelisten in de Sovjet-Unie is veel discussie gevoerd over de vraag of de regering-Kerensky deze zegels nu wel of niet wilde. Een vraag die even onbeantwoordbaar is als bijvoorbeeld: ‘Heeft Shakespeare al zijn stukken wel zelf geschreven?’





1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16