(Nederlandsch Maandblad voor Philatelie, november en december 1990)
◄ Vorige pagina  Dit artikel is verdeeld over zestien webpagina’s.  Volgende pagina ►



Disclaimer

De Sovjetbezetting van 1940
De annexatie van Letland door de Sovjet-Unie verliep langs dezelfde lijnen als die van Litouwen.
Bij het Molotov/Von Ribbentrop-pact (23 augustus 1939) kreeg de Sovjet-Unie de vrije hand in Estland, Letland en Litouwen. Voor Letland was het eerste gevolg dat het in oktober 1939 onder zware diplomatieke druk akkoord moest gaan met de legering van Sovjettroepen en marine-eenheden op zijn grondgebied.
De leiders van de Duitse gemeenschap in Letland kregen al snel een vermoeden van wat er te gebeuren stond. Ze traden in onderhandeling met de Letse en de Duitse autoriteiten en kregen gedaan dat alle Baltische Duitsers mochten ‘terugkeren’ naar Duitsland. In Estland gebeurde hetzelfde. Voor Letland ging het om circa 60.000 mensen, die bijna allemaal een binding met Letland hadden die vele generaties terugging. De ‘repatriëring’ van de Baltische Duitsers verliep vlekkeloos; de aanpassing aan het Duitse leven daarna vermoedelijk minder.

Op 20 juni 1940 dwongen de Russen de Letse regering tot aftreden onder de beschuldiging dat Letland een complot tegen de Sovjet-Unie aan het voorbereiden was. Intussen trokken nieuwe troepen Letland binnen. De Sovjets ensceneerden verkiezingen, waarbij 97,6 procent van de stemmen op de kandidaten van de net gelegaliseerde communistische partij werd uitgebracht. Dat de gang van zaken bij deze verkiezingen niet helemaal eerlijk was (veel andere kandidaten waren er bijvoorbeeld niet), behoeft weinig betoog. Een Sovjet-persagentschap in Londen maakte trouwens de uitslag al bekend terwijl de stemming nog in volle gang was...
Het nieuwe parlement had aan één zitting genoeg om de Sovjetrepubliek Letland uit te roepen en het lidmaatschap van de Sovjet-Unie aan te vragen. Op 5 augustus 1940 werd Letland tot de Unie toegelaten.

Er volgde een serie deportaties. Naar schatting trof dit lot 35.000 mensen, ongeveer twee procent van de bevolking. Natuurlijk behoorden Ulmanis en andere politici als Skujenieks tot de eerste slachtoffers. Ze stierven beiden in gevangenkampen in Siberië. Maar na hen werden legerofficieren, geestelijken, ondernemers en handelaars weggevoerd, en ten slotte ook mensen met ‘verdachte’ buitenlandse connecties zoals esperantisten en filatelisten (!). Bļodnieks van de Partij van Kleine Boeren wist te ontkomen, maar hij was een van de weinige gelukkigen.
Alle partijen (behalve de communistische) werden ontmanteld. De landbouwgrond werd onteigend of herverdeeld; de meeste bedrijven werden genationaliseerd.


■ Afbeelding 60. Zelfs in de akeligste tijden zijn er nog mensen die aan postzegels denken. Hier is de complete serie met het wapen van de Letse Sovjetrepubliek op een aangetekende expresbrief naar Bern geplakt; 23 december 1940. Rīga had een nieuw stempel gekregen, met Latijnse en cyrillische letters. Op de andere kant van de brief staat wel de naam van de geadresseerde, maar niet die van de afzender...

Tijdens de Russische bezetting werd in afwachting van de invoering van de roebel als munteenheid een laatste serie Letse zegels uitgegeven. Ze laten het nieuwe wapen van Letland zien (afbeelding 60). Ook de oude Letse zegels mochten voor frankering worden gebruikt, mits ze geen ‘controversiële’ afbeeldingen droegen. Zegels met president Ulmanis waren bijvoorbeeld verboden. Vanaf 25 november 1940 mocht de roebel naast de lats worden gebruikt. Een roebel werd gelijkgesteld aan een lats. Op 25 maart 1941 stelden de Sovjetautoriteiten de lats buiten gebruik. Op 20 januari 1941 waren al de posttarieven en postzegels van de Sovjet-Unie ingevoerd (afbeelding 61). Ook daarna vindt men trouwens nog wel Letse zegels op brief.


■ Afbeelding 61. Sovjetzegel met een Lets stempel: Staicele, 18 februari 1941





1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16